Oostende juni 2009 België - Travel Snap Shots HD
Oostende (Frans: Ostende) is een stad in de Belgische provincie West-Vlaanderen, die ongeveer centraal langs de Belgische kust ligt. De stad is een belangrijk toeristisch en economisch centrum, telt ca. 72.000 inwoners (2021), beschikt over een zee- en luchthaven en is het centrum van het gelijknamige arrondissement.Beginperiode
De eerste sporen van Oostende zijn te vinden in de 9e en 10e eeuw. Schaapherders en vissers leidden een eenvoudig leven in een kleine nederzetting op het oostelijke uiteinde van het schorreneiland Testerep. In 814 schonk Sire Gobrecht van Steeland het toenmalig nietig dorpje aan de abdij van Sint-Bertinus in Sint-Omaars. Omstreeks het jaar 1000 begon de Noordzee gedurende ongeveer 70 jaar op de kust de zogenaamde Duinkerke III A-transgressie. Het langwerpig eiland Testerep werd bij daarbij regelmatig overspoeld. In de 11e eeuw werd de Testerepvliet tussen het eiland en het vasteland ingepolderd, waardoor de stad niet meer op een eiland lag en zich kon ontwikkelen. In 1267 kende Margaretha van Constantinopel stadsrechten toe aan Oostende, maar de stad had geen muren, vestingen of bolwerken. Op dat moment werd aan Oostende het voorrecht verleend een halle te exploiteren. Geleidelijk aan maakten de bewoners gebruik van hun bestuurlijke bevoegdheden om zich los te maken van de dominerende kasteelheren. Een schepencollege van rijke kooplieden, later ambachtslieden, met aan het hoofd de baljuw, stippelde het beleid uit. In 1284 sloot Oostende een verdrag met de vrijheer van Brugge om de getijdengeul te verbreden en bevaarbaar te maken.
Noodzakelijke verplaatsing
Stormen en overstromingen dwongen Oostende landinwaarts te verhuizen. In 1372 werd de stad versterkt met palissades, maar een reeks hevige stormvloeden, zoals de Sint-Clemensvloed van 23 november 1334 en de noodlottige Sint-Vincentiusvloed van 22 januari 1394, verzwolgen uiteindelijk een gedeelte van de stad. Restanten van deze oude stad werd herontdekt door onderzoekers van de Universiteit Gent in 2016 op 200 meter voor de kust.[1] Er werd een nieuwe, meer zuidelijk gelegen stad opgetrokken. In 1445 gaf Filips de Goede Oostende zijn toestemming om een haven aan te leggen. In 1447 werd de stad opnieuw overstroomd, met als gevolg dat de stad opnieuw voor een groot gedeelte verplaatst werd, verder van de zee af.
Spaanse periode
In juli 1489 werd Oostende geplunderd en in brand gestoken door aanhangers van de Duitse keizer Maximiliaan I van Oostenrijk, aangevoerd door Daniël van Praet, kapitein van Nieuwpoort. Dat leidde de reeks oorlogen in de Nederlanden in. Zo werd Oostende in 1548 veroverd door de Engelsen en de Hollanders. In 1572 werd uiteindelijk een verdediging rond de stad opgeworpen met de toestemming en medewerking van de Hertog van Alva.
Na de Slag bij Nieuwpoort trok het leger van de Prins van Oranje zich terug op Oostende. De Oostendenaren gaven vrije toegang tot hun haven aan protestanten uit Engeland en Noord-Ierland. Zo werd Oostende het laatste protestantse bolwerk in de katholieke Spaanse Nederlanden. Als reactie daarop volgde het drie jaar durende Beleg van Oostende. De Staatse verdedigers trokken zich ten slotte terug. Door het beleg was Oostende totaal verwoest. De Noorderdijk was doorgestoken waardoor de polders onder water liepen en een grote getijdengeul ontstond, nu de huidige havengeul van Oostende.
In 1698 werd een eerste scheepvaartmaatschappij opgericht, die tot doel had handel te drijven met Indië. De Spaanse Successieoorlog had ook zijn gevolgen voor Oostende. Toen de Franse en Spaanse troepen, na hun verlies in de slag bij Ramillies op 23 mei 1706 zich terugtrokken in Oostende, werd de stad belegerd door de Engelse vloot, en opnieuw grotendeels verwoest. Op 6 juli 1706 gaf de belegerde stad zich over aan de Oostenrijkse keizer en zijn bondgenoten.